Inhuldiging Portret van Eugène Mertens de Wilmars door Anne Rutten

Rectorale Salons, 18 oktober 2017
Katlijne Van der Stighelen

De Alma Mater verheugt zich erover dat de portrettengalerij van eminente professoren en alumni wordt aangevuld. Ze vormen letterlijk en figuurlijk het ‘aangezicht van het verleden’. Ze maken het verleden tastbaarder dan ooit. Naar hun eigen maatstaf én naar de maatstaf van hun omgeving hebben ze hun
zelfbeeld vorm gegeven. Ze zagen zichzelf als een hoeksteen van de samenleving omdat ze er daadwerkelijk toe hadden bijgedragen.

Des représentants de la famille pour la cérémonie (c) KULeuven.

Eugène Mertens (1889-1970) was mijningenieur en hoogleraar chemie aan de KULeuven en als oud-strijder van de twee wereldoorlogen betrokken bij koningsgezinde bewegingen. Zo was hij de oprichter van de Mouvement Nationale Royaliste. Hij werd op handen gedragen door de ingenieurstudenten aan wie hij tussen 1922 en 1959 zowel in het Nederlands als in het Frans college gaf. Als hoogleraar bekleedde hij de leerstoel ‘chimie industrielle’ die hij deed evolueren tot ‘génie chimique’, een benadering die van Amerikaanse oorsprong was en erop was gericht om studenten scheikunde meer interdisciplinair op te leiden. Voor zijn tijd was hij bovendien een onderzoeker met een uitzonderlijk internationaal netwerk. In 1955, een jaar na het ontstaan van het portret werd aan de UCL het ‘Institut de Génie chimique’ opgericht waar zijn naam als ‘Promoteur de l’enseignement du Génie chimique’ op de gevel prijkt. In hetzelfde jaar werd hij opgenomen in de erfelijke adelstand.

Het portret waarmee Eugène Mertens de Wilmars vandaag de rangen vervoegt van de geportretteerden in de Rectorale of andere Salons toont hem op een belangrijk moment in zijn loopbaan. De hoogleraar hield ervan om zich in te schrijven in de academische traditie. Ook wat de formele kenmerken van het
portret aangaat, koos hij voor traditionele waarden. Het gaat om een levensgroot kniestuk waarop hij poseert tegen een effen, vale achtergrond. Hij is heraldisch links afgebeeld, wat er allicht op wijst dat er geen pendantportret van zijn echtgenote Ghislaine Meyers was voorzien (voor zover ik weet, is er
geen portret bekend). In dat geval zou de hoogleraar ongetwijfeld heraldisch rechts hebben gestaan (links vanuit het standpunt van de toeschouwer) waardoor hij visueel de belangrijkste plaats had ingenomen. Hij staat in het midden van het beeldvlak en zijn gelaat en lichaam zijn in driekwart naar links gedraaid, de hoek van waaruit de herkenbaarheid van het model het grootst is.

Hij selecteerde enkele ‘stage props’ die moeiteloos zijn verschillende interessesferen aan bod laten komen. Hij draagt de toga van de hoogleraar en zijn talrijke eretekens gaande van Commandeur in de Leopoldsorde, het Kruis voor politieke gevangenen of een herinneringsmedaille aan de tweede
wereldoorlog (dank aan Kjell Corens), vertellen zijn levensverhaal en getuigen van zijn ideologie. Als academicus wil hij graag boeken om zich heen en heeft die publicaties gekozen die vertolken wat levenslang zijn passie is geweest. Zijn baret, de boeken en de officierssabel, als verwijzing naar zijn militaire diensten, liggen op een tafel beschermd door glas waarin de objecten weerspiegeld
worden. Het bovenste boek draagt als opschrift ‘Leopold III’, een gepast attribuut voor een ‘royalist’, en het daaronder liggende verwijst met ‘Génie chimique’ naar zijn innovatieve onderzoeksveld. Het gaat om jaargang 1942, ongetwijfeld een volume waarin een belangrijk artikel van zijn hand verscheen.

Het wapenschild met de helm en het helmkleed en met de spreuk ‘Deo Regi Patriae’, ‘voor God, Koning en Vaderland’ werd ongetwijfeld later toegevoegd. Pas op 20 januari 1955 werd hij in de erfelijke adelstand opgenomen. Alle karaktertrekken die Eugène Mertens de Wilmars kenmerken, staan op ‘zijn gezicht te lezen’. Hij is afgebeeld als een man vol zelfvertrouwen, daadkracht, bedachtzaamheid en luciditeit. Het lijkt alsof zijn bril deze karakterkenmerken
nog sterker benadrukt. Het is interessant om vast te stellen dat het portret op geen enkele manier afwijkt van de Westerse traditie. Sinds de 15 de eeuw poseren belangrijke intellectuelen en vermogende burgers op deze manier en kunstenaars slaagden erin om het zelfbeeld van hun modellen te vertolken.
Ook de latere toevoeging van een wapenschild was vanaf de 16de eeuw schering en inslag. Een realistische stijl draagt veelal bij tot herkenbaarheid (hoewel dat aspect na enkele generaties aan belang verliest). Dankzij hun kunst en kundigheid overleven de geportretteerden de eeuwen -deel uitmaken van
een universitaire portrettengalerij is zowat de beste garantie – en blijven ze de kijker aanzetten om de grens te verkennen tussen zijn en schijn.

Als het geen verrassing is dat Eugène Mertens de Wilmars zich op het hoogtepunt van zijn loopbaan liet portretteren – hij was 65 jaar oud maar nog geen emeritus, dat zou hij pas vijf jaar later worden –dan is het des te meer verwonderlijk dat de prestigieuze hoogleraar zich liet portretteren door een quasi onbekende schilderes uit Limburg. Dit portret zal (helaas) niet overleven omdat het een portret is van de hand van Anne Rutten (1898-1981) maar omdat het een uitzonderlijke persoonlijkheid pakkend in beeld brengt. Rechts onderaan heeft de schilderes in kapitalen haar naam neergezet en de datum Informatie over haar is schaars. Ze kreeg les van Jos Damien (1879-1973), een plaatselijke grootheid, en volgde vanaf ca. 1922 lessen aan de Brusselse Academie. Enkele jaren later keerde ze terug naar Hasselt. De kwaliteit van haar werk is wisselend maar over het algemeen toont ze zich een vaardige schilder. Haar oeuvre omvat bloemstukken, genretaferelen, landschappen en portretten en ze hield ervan om kinderen uit haar dagelijkse leefwereld in beeld te brengen. Haar stijl was weinig voorspelbaar en varieerde van
schetsmatig tot hyperrealistisch. Vanaf 1947 woonde ze in Sint-Joost-ten Node en werd er een gewaardeerde artieste aan wie o.m. werd gevraagd om koningin Fabiola te portretteren. Belangrijkste vraag is uiteraard waarom zij werd uitgekozen om het portret van Eugène Mertens de Wilmars te maken. Er zijn geen redenen om aan te nemen dat de hoogleraar en de kunstenares elkaar kenden. Precies in 1954, het jaar waarin het portret werd geschilderd, trouwde Anne Rutten op 56-jarige leeftijd met Fernand Dupéray, een Brusselse zakenman met aanzien. Daarom kan men zich afvragen of Rutten de opdracht
verkreeg dankzij contacten tussen haar man en Mertens de Wilmars die bekend stond voor zijn groot sociaal netwerk. Het hier geëxposeerde portret behoort ongetwijfeld tot de sterkste die ze ooit maakte. De gelikte en meticuleuze stijl is uitermate geschikt voor een traditioneel portret als dit. Naar
mijn mening schilderde Rutten nog maar één portret dat beter is dan het hier getoonde, namelijk het portret dat ze maakte van de man die ze op latere leeftijd trouwde. Hij was geen hoogleraar maar een charmante man met een sigaret in de hand. Het portret hing waarschijnlijk aan de wand van hun nieuw
ingerichte woonkamer.

Het portret van de Leuvense hoogleraar is gemaakt voor een plaats als deze. Hier hoort hij thuis en kan hij zich voegen tussen de rangen van andere hoogwaardigheidsbekleders en professoren die de geschiedenis van de universiteit – en van wat zich daarbuiten afspeelde – mee hebben bepaald. Anne Rutten moet genoegen nemen met een plaats in de achterhoede maar het portret dat ze maakte is een meesterwerk en naast haar signatuur kan niemand kijken.

Notice de la KULeuven : https://steun.kuleuven.be/nieuws/2017/familie_schenkt_portret_aan_universiteit et crédit photo.

Laisser un commentaire

Votre adresse e-mail ne sera pas publiée. Les champs obligatoires sont indiqués avec *